Waardering

Een architectuurhistorische waardestelling van naoorlogse woonwijken in Nederland

Dit onderzoek richt zich op de waardering en waarderingsmethodieken van naoorlogse wijken. Het bouwt voort op wat overheden, wetenschappers en theoretici al hebben verricht. Bestaande methodieken worden aangevuld en bijgesteld om te komen tot een waarderingsmethodiek die recht doet aan de opbouw en kwaliteiten van deze wijken.

Deze wordt getest aan de hand van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam, die daarvoor aan een uitgebreid architectuurhistorisch onderzoek zijn onderworpen. In het onderzoek zijn verschillende schaalniveaus op elkaar betrokken om zo te kunnen komen tot een gebiedsgerichte behoud- en ontwikkelingsstrategie.

Hoewel ruime aandacht is geschonken aan de onderliggende theorievorming is dit onderzoek gericht op het aanleveren van een praktisch instrument voor eigenaren, beleidmakers, politici, architecten, stedenbouwkundigen en landschapsontwerpers.

Het proefschrift bestaat uit drie delen:

  • Edeel 1 Erfgoed en waardering
  • Edeel 2 Het onderzoek. Casus: de Westelijke Tuinsteden, Amsterdam
  • Edeel 3 De waardestelling: beschrijving, analyse en waardering

jaar van uitgave: 2019 / uitgever: TU/e / vormgeving: Mens Made

Deel 1

Deel 2

Deel 3

Waardering en stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam

De Westelijke Tuinsteden in Amsterdam gelden als een schoolvoorbeeld van de moderne stedenbouw zoals die in de jaren twintig en dertig werd gepropageerd door de architecten van het Nieuwe Bouwen, die zich hadden verenigd in de Congrès Internationaux d’Architecture Moderne (CIAM). De ontwerper van het plan, Cornelis van Eesteren was van 1930 tot 1947 voorzitter van deze internationale beweging. De tuinsteden kenmerken zich door de toepassing van open bouwwijzen met bouwblokken vrijstaand in het groen, zonder duidelijke voor- en achterkanten. Er werd afscheid genomen van het klassieke stedenbouwkundige repertoire met gesloten straatwanden. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werden kleine delen ingevuld, waarbij werd geëxperimenteerd met strokenbouw. Het overgrote deel van de Westelijke Tuinsteden werd na de oorlog gerealiseerd, met door de centrale overheid gedirigeerde sociale woningbouw. Het oorspronkelijke plan werd daarbij op onderdelen aangepast en ingevuld. Daarbij werd gekozen voor meer afwisseling door strokenbouw te combineren met haken rondom hoven.

In de jaren vijftig en zestig golden de naoorlogse wijken als toonbeelden voor een nieuwe manier van leven: licht en frisse lucht doorstroomden de door groen omringde woningen. In de jaren negentig leken de dromen vervlogen. Vergrijzing, het wegtrekken van bewoners, verloedering en toenemende onveiligheid leidden tot de noodzaak in te grijpen. Liberalisatie van de woningmarkt en de wens van de overheid om het aandeel van de sociale woningbouw terug te dringen, noopten woningbouwcorporaties om zich als marktgerichte projectontwikkelaars te manifesteren. Dit heeft in veel gevallen geleid tot sloop en nieuwbouw.

Van enig respect voor de cultuurhistorische waarden die deze wijken ontlenen aan zowel het stedenbouwkundig plan als aan de sociale woningbouw die er te vinden is, was aanvankelijk nauwelijks sprake. Zo kon het gebeuren dat sloop-nieuwbouwplannen werden uitgevoerd waarvan de achterliggende architectonisch-stedenbouwkundige principes haaks stonden op die van het oorspronkelijke plan.

Noor Mens, ‘Waardering en stedelijke vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam’, Bulletin KNOB, 119 (2020) 3, 19-37

 

Bulletin KNOB